Wilt u in de voetsporen van Rabenhaupt het slagveld overzien? De indeling van de binnenstad van Groningen is nauwelijks veranderd sinds 1672, hoewel alles er nu heel anders uitziet. Deze wandeling van ongeveer twee uur leidt langs de hoogtepunten van de strijd.
Startpunt: Dakterras van het Forum
Heeft Rabenhaupt de trans van de Martinitoren in juli 1672 beklommen om het terrein van het komende strijdtoneel te bekijken? In dat geval zullen wij met het Forum een comfortabeler bereikbare uitkijkpost hebben, maar het terrein is inmiddels wel volledig door bebouwing in beslag genomen.
Het strijdtoneel strekt zich uit vanaf de Noorderhaven/Spilsluizen in het noorden tot de Kempkensberg in het zuiden. Er worden door de belegeraars twee loopgraven, approaches geheten, aangelegd, gelegen tussen Hereweg en Meeuwerderweg in de richting van de stadswallen. Verder werpt men in dit terrein allerlei schansen op waarop schanskorven worden geplaatst, waardoor én de soldaten én de kanonnen van Bommen Berend worden beschermd. Ook op de Kempkensberg en de naastgelegen Galgenberg wordt artillerie geplaatst. De zogeheten stinkbommen (bommen en granaten) en de gloeiende kogels van Bommen Berend zullen hooguit tot de Noorderhaven/Spilsluizen reiken, één projectiel daargelaten dat de Nieuwe Kerk zal treffen.
Het terrein van de Meeuwerderweg tot Delfzijl en van de Hereweg tot de Lauwerszee – ongeveer een vijfde van de provincie – is onder water gezet, ten dele met verzilt water, ondanks de protesten van de boeren die grote schade leiden. Damsterdiep en Reitdiep blijven beschikbaar voor de aanvoer van noodzakelijke goederen naar de stad. Dat blijkt als op 24 juli veertien schepen van een retourvloot van de VOC de Eemsmond binnenvallen: ze stellen scheepskanonnen, kanonniers, musketten, sabels, kogels en kruit ter beschikking van de belegerden en voeren die af naar de stad. De bisschop zal er niet in slagen de stad te omsingelen en af te sluiten.
Naast de beschietingen spitst de strijd zich toe op de uitmondingen van de approaches. Daar zullen de aanvallers naar buiten treden om de vesting te bestormen en daar stormen de verdedigers naar toe om de soldaten in de loopgraven af te slachten. De troepen van Münster komen niet over de wallen heen.
De bisschop beschikt over een legermacht van 24.000 man. Aan het eind van het beleg heeft hij nog de helft over, de rest is gesneuveld, gewond en gedeserteerd. De stad telt voor haar verdediging 2000 soldaten en 1200 bewapende burgers: de verliezen zullen vijftien soldaten bedragen terwijl 80 burgers door de bombardementen om het leven komen. Veel bewoners vluchten naar de in de voorgaande decennia aangelegde ‘Nieuwe Stad’, nu de Hortusbuurt geheten, waar het geschut hen niet kan bereiken.
De belegering duurt van 22 juli tot 27 augustus. Dan wordt het stil. De artillerie is niet meer te horen en de belegeraars vertrekken. Op 28 augustus is de stad ontzet.
Peperstraat
De Peperstraat ligt in het schootsveld van de bisschoppelijke kanonnen. Huizen storten in en branden uit. Hierbij komt een doopsgezinde medeburger om het leven. Doopsgezinde burgers blussen de branden, want vechten doen ze niet vanwege de doopsgezinde leer. Tijdens het beleg worden alleen al meer dan 4000 stinkbommen de stad in geworpen. De schade is groot. Vooral op 29 juli teistert een zware aanval de stad. De vroedschap voelt zich die dag gedwongen in het stadhouderlijk hof te vergaderen. De Der Aakerk en Martinikerk worden beide getroffen. De godsdienstoefening van de 29ste juli in de Martinikerk wordt gestaakt.
Papengang
Halverwege is een inham waarop het steegje uitkomt dat voert naar de achterzijde van het tweede huis om de hoek aan de Oosterstraat, nummer 30. Het steegje biedt toegang aan een van de acht katholieke staties die de stad rijk is. Het is aan katholieken, evenals trouwens aan doopsgezinden en luthersen, verboden om hun kerkelijke onderkomen aan de openbare weg te vestigen. De kerkgebouwen aan de openbare weg zijn in gebruik bij de Nederduitse Gereformeerde Kerk. Tijdens het beleg wordt het kerkelijk zilver van de statie opgeborgen op de zolderverdieping die echter door een bisschoppelijke bom wordt getroffen.
De bisschop hoopt bij de belegering op hulp van de katholieke inwoners. Per slot van rekening is zijn actie mede gericht op het herstel van de katholieke positie in Groningen. Maar de katholieke bewoners vechten mee aan de kant van de stad. Voelen ze zich geïntimideerd door het stadsbestuur? In de aanloop naar het beleg worden de meier van de kloosterbezittingen bij Heiligerlee en een onbetrouwbaar gebleken poorter van de Steentilpoort op de Grote Markt onthoofd. Wel schijnen enkele katholieke burgers tijdens het beleg de bisschop te hebben verzocht om in geval van een bezetting te worden gevrijwaard van een plundering door zijn troepen.
De Groote Griet
Het café aan de Grote Markt is genoemd naar een laatmiddeleeuws kanon, in bezit van de stad, dat vermoedelijk is gebruikt bij de strijd tegen hertog Georg van Saksen in 1501 die de Harense kerktoren in bezit had genomen en door de Groningers er vervolgens uit verdreven was. Het kanon wierp stenen kogels uit. Bij de mythevorming rond 1672 wordt in de verhalen over het beleg nu de bisschop door De Groote Griet beschoten. Het kanon zou er, vanwege zijn grote vermogen tot precisie, in geslaagd zijn de bisschop in zijn hoofdkwartier in de toren van Haren een bord met sauerkraut uit zijn handen te schieten.
Het stadhuis
Het stadhuis bewaart een drietal getuigenissen over 1672. Op de benedenverdieping is het gedicht Op de doorluchtige zege van Groninge aangebracht dat een 85-jarige Vondel schreef bij de uitkomst van het beleg onder het motto ‘Alias inter caput extulit urbes’ (haar hoofd steekt boven dat der andere steden uit). Duidelijk laat Vondel horen hoe dicht de Republiek bij de afgrond stond.
In de vestibule geeft het schilderij van Folkert Bock (1632-1696) het strijdtoneel weer: de kruitdampen stijgen op in het slagveld en stofwolken en vlammen in de stad verraden de inslagen van het geschut van de bisschop. Bock vervaardigde het kunstwerk in 1686 in opdracht van het stadsbestuur.
Er tegenover bevindt zich de schildering van de paardenkeuring in 1919 op de Grote Markt van de Groningse schilder Otto Eerelman. Nooit heeft de Noordwand van de Grote Markt er mooier uitgezien dan op dit schilderij: dat komt omdat Eerelman een aantal gevels in de tijd heeft teruggeschilderd op aanwijzing van de directeur van gemeentewerken J.A. Mulock Houwer. Ook onder de afgebeelde prominente Groningers is sprake van terugschildering. Sommige heren zijn in 1919 al overleden.
De Grote Markt
De Markt is vanaf 1857 op de 28ste augustus het toneel van de keuring van tuigpaarden. Daarnaast kent de stad een harddraverij en wel op de nog landelijke Korreweg, oorspronkelijk gehouden ter gelegenheid van de verjaardag op 24 augustus van koning Willem I. Maar als de koning abdiceert in 1840 draven de paarden in het vervolg vier dagen later ter ere van de stad. Het Groninger Ontzet wordt daardoor populair bij de bewoners van de Ommelanden. De paarden oefenen op hen een grote aantrekkingskracht uit en ze komen dan ook in drommen naar stad.
Tijdens het beleg moeten Rabenhaupt en zijn vrouw aan de Grote Markt in “het huis met de schone gevel”, het vierde huis vanaf de hoek met de Oude Boteringestraat, hebben gewoond. Het huis is bij de bevrijding van 1945 teloorgegaan.
Borstbeeld van Carl von Rabenhaupt tegen de blinde muur van het Goudkantoor
Bij de viering van 300 jaar Gronings Ontzet is geld bijeengebracht voor een beeld van Carl von Rabenhaupt, gemaakt door Willem Valk. Op aandrang van De Koninklijke Vereniging van Volksvermaken is het gelaat van Rabenhaupt gewend naar de aanvalsrichting van de vijand. Rabenhaupt, die in dienst was van de landgravin van Hessen Kassel, is door kolonel Prott overgehaald om de verdediging van de stad ter hand te nemen. Prott, commandant van de vesting Bourtange, wist Bommen Berend militair maar ook moreel te weerstaan door een aanbod van 200 000 gulden voor de overgave van Bourtange te weigeren.
Ook na het beleg blijft Rabenhaupt actief bij het verwijderen van de bisschop uit Drenthe en Overijssel. Hij slaagt er hierbij in om in één uur Coevorden aan de bisschop te ontrukken. Hij raakt ook betrokken bij de verdrijving van de Franse bezetting van Grave. In 1675 overlijdt hij.
Broerstraat
Vanaf 1614 is de Groningse academie aan de Broerstraat gevestigd. Er vechten 125 studenten mee. In de nacht van 25 op 26 juli slaat een officier alarm. Hij ziet ongewone troepenbewegingen bij de vijand. Met een aantal studenten betrekt hij de posten op en voor de wallen. Ook gewapende burgers worden gealarmeerd en snellen toe, vergezeld door hun echtgenotes. In de straten wordt Psalm 68 aangeheven, ongetwijfeld in de vertaling van de zestiende-eeuwse dominee Petrus Datheen: Sta op, Heer, toon U onversaagd / Zo werden verstrooid en verjaagd / Zeer haast al Uw vijanden / Die God altijd hebben gehaat.
Het wordt gebruik dat de studenten ’s nachts al liederen zingend de belegeraars uitdagen. Als ze de bisschop zien, worden hem hatelijke bijnamen toegevoegd. Na het beleg zijn er speciale penningen geslagen voor allerlei groepen die bij de verdediging betrokken waren: de schutters, de soldaten, de bestuurders en ook de studenten.
Oude Kijk in ’t Jatstraat
Her en der worden in muren van oudere huizen kogels van Bommen Berend teruggevonden. Het Groninger Museum blijkt over een aardige collectie te beschikken. In de zijmuur van Oude Kijk in ’t Jatstraat 39 is op hoogte een kogel in de muur te zien met als onderschrift “Bij vroeger krijsgedruis kwam ik op deze plaats terecht. In ’t vorig huis.”
Dat het beleg na 1672 tot de verbeelding van de Groningers blijft spreken, blijkt wel uit het verhaal dat de ingemetselde kop in de gevel van Oude Kijk in ’t Jatstraat 79 een portret zou zijn van Rabenhaupt. Niets is minder waar. De kop dateert al van de zestiende eeuw en zit dan in de gevel van een huis dat de Kijk in ’t Jatstraat afsluit.
Guyotplein
Het blijft een beetje raadselachtig wanneer Rabenhaupt verhuisd is van de Grote Markt naar deze voorname woning uit 1627 in de noordwesthoek van het Guyotplein. Op 9 juli 1672 gelasten Gedeputeerde Staten dat in de nabij gelegen Nieuwe Kerk een gestoelte moet worden geplaatst voor drie vrouwspersonen dat moet dienen voor het kerkbezoek van de vrouw van Rabenhaupt. (Het was gebruik dat mannen en vrouwen gescheiden van elkaar in de kerk zaten.) Kennelijk was de woning aan het Guyotplein toen al gereserveerd voor het nog maar nauwelijks in de stad gearriveerde echtpaar maar nog niet beschikbaar.
De Boteringebrug
De vanaf de brug zichtbare Spilsluizen zijn aangelegd op aandrang van Rabenhaupt. Voor de onderwaterzetting van het land om de stad waren kort voor het beleg dammen aangebracht, zodat het water van Hunze en Aa het omringende land zou overstromen. Rabenhaupt verlangde onmiddellijk na het beleg een permanente voorziening. Het stadsbestuur legde daarop de Spilsluizen aan in het Hunzewater en de sluizen bij de Visserbrug voor het water van de Aa: de stad zou weer kunnen worden belegerd en dan moest snel gehandeld kunnen worden.
Statenzaal van het provinciehuis (Schoolstraatzijde)
1672 is een moment in de door Frankrijk ontketende oorlogen tussen 1667 en 1713. Het gaat in deze jaren om veilige grenzen voor Frankrijk, om de voornaamste machtspositie in Europa, maar ook om de balans tussen het katholieke en het protestantse Europa. In Frankrijk zelf raken de gereformeerde protestanten, de Hugenoten, steeds meer in de knel. In 1685 wordt het Edict van Nantes, dat protestanten bescherming biedt, opgeheven. Zij dienen zich tot de Rooms-Katholieke Kerk te bekennen of uit Frankrijk te verdwijnen. 50.000 tot 70.000 Franse gereformeerden vluchten naar de Republiek die hen met open armen ontvangt. Ook Groningen vangt op: tussen 1680 en 1720 telt de bevolkingsadministratie in totaal 1150 Franse namen. Ter gelegenheid van deze immigratie bestellen de Gedeputeerden bij de schilder Hermannus Collenius voor boven de haard in de Statenzaal een schilderij over het thema ‘Religie en Vrijheid’. Het hangt er tot op vandaag. Centraal staat een vrouwenfiguur met in haar hand een staf met een Phrygische muts, symbool van de vrijheid. Door een boograam is de Martinitoren te zien van de stad die vrijheid biedt aan de vluchtelingen.
De muziekschool, Sint Jansstraat 5 en 7
Het huis wordt in de laatste tien jaar van de zeventiende eeuw een belangrijk toevluchtsoord voor de Hugenoten die zich uitleven in bij ons onbekende ambachten: ze bedienen een zijdemolen in het huis en maken pruiken.
Martinikerk
Het kerkgebouw moge dan geleden hebben onder de bombardementen, onmiddellijk na het vertrek van de belegeraars stromen de Martinikerk en de andere kerken vol voor spontane dankdiensten. Elf dagen later komt men in de Martinikerk voor de stedelijke dankdienst bijeen. Het is een dag die wordt opgeluisterd met marcherende regimenten, klokgelui, kanonnen die worden afgeschoten… Kortom, het feest van het Gronings Ontzet is geboren. Jaarlijks zullen deze rituelen worden herhaald op de 28ste augustus.
In 1795 komt de viering tot een eind: de commandant van het Franse bezettingsleger vindt het feest te lawaaiig. Maar de werkelijke reden zal zijn dat de nederlaag van de bisschop van Münster ook de nederlaag was van bondgenoot Frankrijk. Na de Franse tijd wordt Gronings Ontzet niet onmiddellijk hervat. De viering van de verjaardag van de nieuwbakken koning Willem I op de 24ste augustus zit in de weg. In 1837 houdt mr. P.T. Tresling in de Groningse volksalmanak een vurig pleidooi voor herstel van de dag. In 1838 is het al zover. 28 augustus wordt feestelijk en godsdienstig gevierd door muziek en zang, door volksspelen en een samenkomst in de Martinikerk. Sindsdien is de 28ste augustus niet meer uit de agenda van de Groningers verdwenen.