Anton de Kom werd in 1898 geboren in Paramaribo. Hij zat op school met andere zwarte kinderen achter in de klas. De voorste banken waren voor de witte kinderen. Daar leerde hij de geschiedenis van Nederland met haar zeehelden en koloniale bezittingen. Zijn eigen geschiedenis, van zwarte mensen in Suriname, kwam niet aan bod. In de twintiger jaren woonde en werkte De Kom in Nederland, trouwde met Nel Bosboom met wie hij vier kinderen kreeg. Hij kwam hier in contact met Indonesische studenten die hem mee de ogen openden voor het koloniale onrecht. Terug in Suriname adviseerde hij arbeiders in de rubberindustrie over hun rechten. Na een protest werd hij gevangengezet en toen een menigte zich verzamelde in de hoop op zijn vrijlating, werd op hen het vuur geopend. Er vielen twee doden en dertig gewonden. De Kom werd in 1934 Suriname uitgezet en schreef in Nederland verder aan zijn belangrijkste boek: Wij slaven van Suriname. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak ging hij in het verzet, werd opgepakt en stierf vlak voor de bevrijding in een buitenkamp van concentratiekamp Neuengamme.
Zijn boek Wij slaven van Suriname vertelt de geschiedenis van Suriname door de ogen van de zwarten. Het is het verhaal dat de kleine Anton achter in de klas onthouden is. Maar het vormde ook geen onderdeel in geschiedenislessen die ik kreeg: een wit jongetje in een geheel witte klas van een dorpsschool. Toen daarin in 1975 ineens een Surinaams jongetje belandde, was dat toch een mooie gelegenheid geweest.
Ik keek wel op tv naar de serie Roots over Kunta Kinté, die geroofd werd uit Gambia en als slaaf verkocht werd. Ik huiverde drie generaties mee met de misstanden van de slavernij in het zuiden van Amerika. Maar pas met het lezen van dit boek van Anton de Kom hoor ik over de gruwelijke misdaden die Nederlanders in Suriname twee eeuwen lang begaan hebben. Hoe Nederland de slavernij tot 1863 wist te rekken.
Ik lees over de Drentse dominee Johan Picardt die schrijft dat Afrikanen afstammelingen van Noachs zoon Cham zijn. Deze Cham – of eigenlijk zijn zoon Kanaän – wordt vervloekt nadat hij zijn vader Noach dronken in zijn blootje in de tent ziet liggen. Cham dekt zijn vader niet toe, zoals zijn broers, met een dekentje. Vanwege deze futiliteit zijn Chams nakomelingen bestemd voor de slavernij. Waar Picardt vandaan haalt dat de Afrikanen daartoe behoren weet niemand. Het staat nergens in de Bijbel, maar met deze theologische kronkelredenering steunde de witte kerk eeuwenlang de slavenhouders. Het heeft Nederland geen windeieren gelegd. Picardt wist ook te vertellen dat Afrikanen zo ingesteld zijn dat ze niet willen deugen als ze ‘lieftalligh gekoestert’ worden. Maar als men ze ‘sonder genade bastonneert’ kan men goede diensten van ze verwachten.
Anton de Kom vertelt in dit boek nauwgezet wat het gevolg geweest is van deze ontmenselijking van zwarte Afrikanen en hoe het een land als Suriname tot op de dag van vandaag ontwricht heeft. Het lezen ervan heeft mijn blik op onze geschiedenis voorgoed veranderd.
Anton de Kom, Wij slaven van Suriname, vertaling Jet Doedel
Amsterdam: Atlas Contact, 2020 (oorspronkelijk verschenen in 1934)
ISBN 978 90 450 4109 4 | € 20,-