Zondag 2 maart
Achtste zondag na Epifanie
Kleur: Groen
Jeremia 7:1-15 | Psalm 92 | 1 Korintiërs 15:50-58 | Lucas 6:39-49
Jezus onderwijst over het ware discipelschap en het belang van een solide fundering voor het geloof. Hij zegt dat een boom aan zijn vruchten wordt herkend: goede mensen brengen goede dingen voort uit hun hart, terwijl slechte mensen slechte dingen voortbrengen. Jezus onderstreept ook het belang van het naleven van zijn woorden, niet alleen maar het luisteren ernaar. Hij vergelijkt degenen die zijn woorden in praktijk brengen met iemand die zijn huis op rots bouwt, bestand tegen stormen. Degenen die zijn woorden negeren, bouwen op zand: en dat huis is niet bestendig.
Jeremia roept in zijn ‘Tempelpreek’ op tot oprechte bekering en waarschuwt dat vertrouwen in de tempel niet genoeg is zonder juiste daden. Zowel Lucas als Jeremia benadrukken innerlijke integriteit en de noodzaak om geloof in daden om te zetten. Jezus’ analogie van bouwen op een rots echoot Jeremia’s oproep om niet te vertrouwen op uiterlijke rituelen en een stenen gebouw, maar op rechtvaardig gedrag.
Zondag 9 maart
Eerste zondag van de veertigdagentijd
Kleur: Paars
Deuteronomium 5:6-21 | Psalm 81 | Romeinen 10:8-13 | Lucas 4:1-13
Het klinkt onheilspellend aan het eind van het fragment uit Lucas: “Toen de duivel Jezus aan al deze beproevingen had onderworpen, ging hij voor een tijd bij Hem vandaan.” De lezer kan vermoeden dat dit een soort aankondiging is van groter onheil. Hoe moeten wij die duivel verstaan? Als een persoon? Of is het de personificatie van de verleiding – Jezus hongerig en ontbering lijdend. Jezus haalt woorden uit de wet, de tien geboden, aan en geeft daarmee ook aan hoe we die moeten zien. Het is toegepaste wetskennis. In mijn jeugd werd elke zondag de tien geboden voorgelezen, waarna we onze schuld beleden – want voldoen aan de Wet deden we natuurlijk nooit. Ik heb me altijd wat ongelukkig gevoeld bij zo’n schuldbelijdenis…
Mij troost hierin de Romeinenbrief: Als uw hart gelooft, zult u rechtvaardig worden verklaard; als uw mond belijdt, zult u worden gered. Misschien hoort bij ‘belijden’ ook wel schuld belijden – maar ik heb de indruk dat het accent hier anders ligt. En dan nog even dit: Paulus stelt Jood en niet-Jood in deze passage aan elkaar gelijk. Het heil is voor alle volken.