Zondag 11 mei
Vierde zondag van Pasen
Kleur: wit
Numeri 27:12-23 | Psalm 100 | Openbaring 7:9-17 | Johannes 10:22-30
Schapen zonder herder. Mozes maakt zich zorgen daarover, toen hij wist dat hij binnenkort zou sterven na het beloofde land gezien te hebben, maar daar niet te mogen binnengaan. Ik heb dat altijd een akelige straf gevonden – die man, die zich zó van zijn zware taken gekweten had. Alsof Petrus zijn opvolger, Paus Franciscus, door de poort de hemel zou laten zien maar hem erbuiten zou laten…
Waaraan herkent men een schaap? Ze behoort tot een kudde, en ze luistert naar de stem van de herder. Wie niet luistert, is geen onderdeel van de kudde, hoort niet naar en bij de herder. Degene die het meest gehoorzaam is geweest, Christus, in Openbaring het Lam, zit daar op de troon. Een omkering van verhoudingen. Wie ten diepste gediend heeft, zit nu midden op de troon, om alle lijden uit de wereld weg te nemen.
Zondag 18 mei
Vijfde zondag van Pasen
Kleur: wit
Deuteronomium 6:1-9 | Psalm 145:1-12 | Openbaring 19:1-9 | Johannes 13:31-35
Jezus zegt: “Jullie zullen me zoeken (…) maar waar ik heenga, daar kunnen jullie niet komen.” In Johannes verwijst dat in de eerste plaats naar Jezus’ lijden en hellevaart. Simon Petrus is in dit verhaal eigenlijk weer degene die de vraag stelt die ook wij zouden kunnen stellen: “Waarom kan ik U nu niet volgen, Heer? Ik wil mijn leven voor U geven!” Maar Jezus weet dat dit onmogelijk is: onschuldig lam dat de zonden der wereld wegdraagt – zover kan een mens niet gaan.
Tegelijk moeten we bij deze passage niet alleen denken aan hellevaart, maar wellicht ook aan hemelvaart. Jezus belooft ons dat wij bij de Vader komen door Hem. Hij heeft mogelijk gemaakt dat wij komen waar hij heen gaat. En daarvoor geldt maar één gebod: heb elkaar lief – de samenvatting van de wet in Deuteronomium. Ook die wet was gericht op een goed leven in het beloofde land…