De wekkerradio maakt me wakker met een nieuwsbericht dat er een auto in het water gevonden is, met erin mogelijk twee vermiste kinderen en hun vader. Ik ken ze niet, maar ze hebben voor mij een gezicht gekregen via de media. Het raakt me.
Ik stap op de fiets om naar het woensdagochtendgebed in de Lutherse Kerk te gaan. Als vanzelfsprekend is de zon opgegaan en staan de groene bomen te glanzen in het licht. Maar de frisse wind kondigt verandering aan, na een periode van weldadig zomers weer.
Voorafgaand aan het getijdengebed steek ik twee kaarsen aan voor het broertje en zusje, onschuldige slachtoffers van woede, wraak en wanhoop. Ik draag hen en hun naasten op aan de Eeuwige, delend in dit peilloze verdriet, verbonden met God die begaan is met alle mensen. We zingen: ‘Ga maar gerust, want ik zal met je meegaan, Ik ben de zon waarvoor het donker knielt.’
Kerkganger